Vrij vertaald: van geweren en bajonetten naar typemachines en fietsversnellingsapparaten
Wat hebben toevalsvondsten (Voorwerpen met een verhaal – Verhalen met een voorwerp) uit een tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoeste en opgevulde kelder in Sint-Juliaan te maken met typemachines ‘Olympia’ en fietsversnellingsapparaten ‘Optima’?
Deze keer een babbeltje vertrekkend van een munitiekistje met patronen op riem voor een Duitse Maxim-mitrailleur, patronen op clip voor het Duitse Mauser98-geweer en een Duitse bajonet ‘SG98 neuer Art’ voor op hetzelfde type geweer.
Hiervoor moeten we naar de Königlich Preußischen Gewehrfabrik Erfurt (Koninklijke Pruisische Geweerfabriek Erfurt).
Die munitie (ondertussen vernietigd door DOVO) diende voor wapens die in die fabriek in Erfurt werden gefabriceerd net als de bajonet die van die fabriek komt en er nog de inscriptie van draagt.
De Koninklijke Pruisische Geweerfabriek ontstond in 1862 na een herlokalisatie van een wapenfabriek in Saarn (in het Ruhrgebied in het westen van Duitsland) naar het militair meer beschutte Erfurt (in het oosten).
Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde de fabriek zich tot de grootste wapenfabriek van het Duitse Rijk. Er werden verschillende modellen vervaardigd, waarvan het G98-geweer (standaardwapen van de infanteristen WOI) en het MG 08/15 machinegeweer (min of meer een kopie van het Vickers Maxim-machinegeweer) de bekendste waren. Die productie was mogelijk door een drieploegendienst met 20.000 arbeiders, waarbij het meeste werk vanaf 1917 door vrouwen werd uitgevoerd omdat de mannelijke beroepsbevolking op dat moment aan het front zat.
Met de Duitse nederlaag en het Verdrag van Versailles kwam er een einde aan de wapenproductie en werd de fabriek onderdeel van ‘Deutsche Werke AG’. Vanaf dat moment werden er kleine kaliber- en sportwapens geproduceerd, waarvan sommige met eenvoudige middelen tot volwaardige wapens konden worden omgebouwd. Om daaraan een einde te maken aan en aan de omzeiling van de vereisten van het Verdrag van Versailles, verboden de geallieerde controleorganen uiteindelijk in 1923 de volledige wapenproductie.
Dit verbod betekent een keerpunt, de productie schakelde over naar het maken van kantoormachines. De ‘Allgemeine Elektricitäts-Gesellschaft’ (AEG) nam aanvankelijk een belang van 50% in het bedrijf en nam het in 1929 volledig over.
Ter gelegenheid van de Olympische Zomerspelen van 1936 werden het merk en de naam van de fabriek veranderd in ‘Olympia’ en ‘Olympia Büromaschinen AG’.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de wapenproductie in Erfurt hervat en werden er ook onderdelen voor vliegtuigmotoren vervaardigd. De productie van typemachines werd verminderd, maar niet stopgezet en in plaats daarvan werd de productie van versie M4 (voor gebruik op U-boten) van de ultrageheime encryptiemachine ‘Enigma’ toegevoegd (Enigma aus Erfurt – Geheim-Codes für Hitlers Wehrmacht).
De fabriek bleef tijdens WOII grotendeels gespaard van de gevolgen van de bombardementen. Pas kort voor het einde van de oorlog, in april 1945, brandden grote delen van de productie- en administratieve faciliteiten uit door verschillende artillerie-inslagen.
Onder de Amerikaanse bezetting begonnen 800 arbeiders onmiddellijk met opruim- en reparatiewerkzaamheden. Toen duidelijk werd dat Thüringen en dus ook Erfurt onder Sovjetbestuur zouden vallen, verlieten de directeur en enkele vertegenwoordigers en ingenieurs de fabriek en verhuisden naar Beieren. Het personeel verhinderde echter de verwijdering van de resterende machines en bouwdocumenten.
De productie van de vooroorlogse modellen typmachines werd hervat. De geproduceerde typemachines werden aanvankelijk als herstelbetalingen aan de Sovjet-Unie geleverd. Het personeelsbestand groeide tot eind jaren veertig voortdurend en ook in de westelijke bezettingszones vond de verkoop plaats onder de merknaam ‘Olympia’. Dit resulteerde al snel in een handelsmerkgeschil met de Orbis-typemachinefabriek in Wilhelmshaven, opgericht door gevluchte werknemers uit Erfurt, die aanspraak maakten op de wettelijke opvolger van de oude Olympia-fabriek. Dit geschil werd uiteindelijk in 1949 voor de rechtbank beslist in het nadeel van de fabriek in Erfurt. Daar kozen ze voor ‘Optima’ als nieuwe merknaam, afgeleid van het gelijknamige lettertype. Ook in die periode werd de fabriek in Erfurt overgedragen aan het bestuur van de nieuw opgerichte Duitse Democratische Republiek (DDR).
Tegelijkertijd begon Optima met de ontwikkeling van een fietsderailleursysteem. Nadat de nieuwe versnellingsapparaten met succes waren getest, werd Optima korte tijd een van de belangrijkste leveranciers in de fietsindustrie. Het bedrijf maakte niet alleen derailleurversnellingen, maar ook een grote verscheidenheid aan fietsremmen. Deze fietsgerelateerde productie eindigde in 1957.
Bij VEB Optima concentreerden ze zich vervolgens weer op de ontwikkeling en productie van kantoormachines, die over de hele wereld werden geëxporteerd en voor een constante groei van het bedrijf zorgden.
Het einde van het Optima-tijdperk begon in 1989 als gevolg van de politieke veranderingen (de val van het ‘IJzeren gordijn’) en de opkomende concurrentie van pc’s die typemachines in enkele jaren uit de markt verdrongen.
Het bedrijf werd geprivatiseerd en het personeelsbestand dramatisch ingekrompen, maar er werd geen toekomstgericht concept voor de fabriek gevonden. Het 22 hectare grote industrieterrein midden in de stad raakte leeg en werd in het kader van een gebiedsrenovatie grotendeels gesloopt. Tegenwoordig staat er een nieuwe, exclusieve wijk voor in de plaats, waarin nog maar een handvol gebouwen uit het industriële verleden van de Königlich Preußischen Gewehrfabrik Erfurt te vinden is. Een hiervan is het voormalige ketelhuis uit 1915, dat na verbouwing tot een cultureel centrum werd geherwaardeerd.